Stotteren is een vloeiendheidsstoornis, maar wat bedoelen we daar nu net mee?
Als je stottert, kan je woorden in stukjes zeggen of woorden snel herhalen (herhalingen), klanken langer maken (verlengen) of je kan vastzitten op een klank (blokkering). We geven van elk voorbeelden:

Herhalingen:

  • Woordherhaling: maar maar maar maar
  • Deelwoordherhaling: ma ma ma mama/ pa pa pa papa

Verlengingen:

  • Medeklinkers: sssssspelen
  • Klinkers: viiiiiiiis

Blokkeringen:

oponthoud van de luchtstroom

  • Hoorbaar: k [.] amer
  • Stille blokkering: [.] praten

Belangrijk, is het verschil tussen stotteren en normale onvloeiendheden. Kleuters tussen 2 en 5 jaar lijken niet altijd vlot te spreken. Dit is een logisch gevolg van de taalontwikkeling die ze doormaken. Ze hebben in deze periode een enorme groei op vlak van woordenschat, zinsbouw, spraakmototiek,…
Ze maken trage gecontroleerde woordherhalingen. Dit betekent dat ze geen controleverlies ervaren en er geen onaangenaam gevoel is. Ze gebruiken deze onvloeiendheden bewust om bijvoorbeeld even na te denken. Dit noemen we normale onvloeiendheden. Niet alleen kleuters maar ook wij maken normale onvloeiendheden. We geven enkele voorbeelden:

  • Stille pauze of denkpauze ( Het is een…. poes.)
  • Stopwoordjes als heum (Het is een … heum… een poes.)
  • Opnieuw beginnen (Het is eenhet is een)
  • Woordherhaling (Het is eeneen)

Het grote verschil met stotteren is dat deze onvloeiendheden snel en ongecontroleerd zijn. Ze ervaren een verlies van controle en dit geeft hun een onaangenaam gevoel. De onvloeiendheden gebeuren onbewust en hebben dus geen helpende factor.

Het is belangrijk dat kinderen op jonge leeftijd niet bewust worden gemaakt van het stotteren. Het kan dat uw kind al reageert op het stotteren en gedragingen stelt om stotteren uit te stellen, te vermijden, probeert te ontsnappen door te duwen in de stotter of anticipeert op de stotter door allerlei handelingen uit te voeren voor de stotter. Deze gedragingen noemen we secundair gedrag en helpen niet om minder te stotteren, maar maakt het net erger. Secundair gedrag kan een teken zijn dat uw kind bewust is van het stotteren en spreken moeilijk of onaangenaam vindt.

Stotteren is niet alleen gericht op vloeiendheid, maar ook op cognities en emoties spelen een belangrijke rol. Negatieve gedachten en emoties kunnen het stotteren instandhouden of secundaire gedrag doen ontwikkelen.

Ook de omgeving heeft een belangrijke rol. Het is belangrijk dat het kind geen goedbedoelde adviezen krijgt als: adem eens goed, probeer het nog eens, zoek een ander woordje,… Zo werk je secundair gedrag in de hand en heb je het gevaar dat het kind bewust wordt over zijn/haar spreken en dat zij/hij zo het gevoel krijgt dat het zo niet mag spreken. Probeer stotteren dus zeker niet te bestraffen.

Stotteren is een vloeiendheidsstoornis die zich situeert in de hersenen. Het is een complex samenspel van genetische, persoonlijke en omgevingsfactoren. Het kan bij elke leeftijd voorkomen: kleuters, tieners, pubers, (jong) volwassenen. Stotteren heeft te maken met erfelijkheid en aanleg. Het vormt zich al in de 14de week van de zwangerschap. Stotteren is ongewild en gebeurt vanzelf. Noch kind noch ouder heeft hier schuld aan.

Aanleg wil niet zeggen dat stotteren bij iedereen tot uiting komt. Stotteren komt voor bij 3% van de bevolking, maar bij 1-2% groeit het uit tot een probleem. De factoren die het stotteren kunnen triggeren noemen we uitlokkende factoren. De voornaamste zijn emoties (boos en opwinding) en vermoeidheid, maar ook omgevingsfactoren zoals bijvoorbeeld spraak- en taalfactoren (vb spreekdruk) hebben een sterke invloed op stotteren.

Welke uitlokkende factor(en) bij uw kind aan de grondslag liggen, valt individueel te onderzoeken. Elk kind is anders en moet dus als een individu bekeken worden.

[ux_products orderby=”sales” show=”onsale”]
img 3231 scaled

Wat kan ik als ouder doen?

Als ouder kan je best volgende risicosignalen in het oog houden:

  • Bewustwording (negatieve gedachten en gevoelens verbaal of non-verbaal):
    • verbaal: bijvoorbeeld ‘ik kan niet praten.’
    • non-verbaal: bijvoorbeeld, op mondje slaan.
  • Secundaire reacties: truckjes die erop gericht zijn om het stotteren uit te stellen, te vermijden of zo kort mogelijk te houden. Deze reacties helpen het kind niet verder, maar maken het stottermoment erger.
    • Duwen:
      • gelaat: knipperen, kaaktrek, lippersen, …
      • ledematen: hoofd of romp voor- of achterover duwen, …
    • Starten:
      • klank voor een woord zetten en voor je een zin begint.
      • een beweging maken voor een woord of begin van de zin.
    • Vermijden: opgeven in een zin, synoniemen, …
    • Uitstellen: stukje van de zin steeds herhalen, …
  • Toenemende stottermomenten
  • Verschillende soorten stottermomenten

Merkt u één of meerdere van deze zaken op? Twijfel dan zeker niet om contact op te nemen. We helpen u graag verder. Ons team is gespecialiseerd in stotteren. We geven graag advies over hoe u best met het stotteren kan omgaan. Bij vermoeden van stotteren, kan er ook altijd een onderzoek gepland worden, waar het spreken van uw kind in kaart wordt gebracht en eventueel logopedie kan opgestart worden.

Contacteer ons voor meer informatie